Betonnering gaat harder dan ooit op Vlaamse platteland
De bouwshift leidt tot een rush op open ruimte op het Vlaamse platteland in Vlaanderen. Gemeentes die nog over veel open ruimte beschikken, zien de betonnering harder dan ooit toeslaan.
Wat houdt de bouwshift in?
Wat vroeger de betonstop heette, is nu de bouwshift. Het doel is de open ruimte in Vlaanderen te beschermen en tegen 2040 de extra inname tot nul te herleiden. Na een akkoord in de regering zette het Vlaams Parlement in mei 2023 het licht op groen voor twee kerndecreten. Het ene behandelt de woonreservegebieden, de reservebouwgronden zeg maar. Die mogen, behalve in uitzonderlijke gevallen en na het fiat van de gemeenteraad, tot 2040 niet meer worden aangesneden. Dat decreet trad afgelopen zomer in werking. Daarnaast regelt het instrumentendecreet onder meer de compensatie voor grondeigenaars bij bestemmingswijzigingen – bijvoorbeeld van bouw- of industriegrond naar natuur, bos of landbouwgrond. De planschadevergoeding werd opgetrokken tot de volledige marktwaarde. Het exacte bedrag is gebonden aan een beoordeling door een commissie en een reeks voorwaarden. De lokale besturen staan in voor de financiering, al komt er een bouwshiftfonds waar Vlaanderen tot 2040 jaarlijks 100 miljoen euro in stort. Op de datum van de inwerkingtreding van dat kader is het nog wachten.
Lokale verschillen zijn groot
Zonder regionale ommezwaai en bijkomende beleidsstappen wordt het moeilijk, geeft het nieuwe Ruimterapport van het Departement Omgeving en onderzoeksinstelling VITO aan. Gemiddeld oogt de trend in Vlaanderen goed, maar de lokale verschillen zijn te groot.
Een radicale verandering in een traag proces als ruimtelijke ordening is niet evident. Nieuw beleid vereist een draagvlak en dat krijg je niet met een belerend vingertje. De hogere overheid moet gemeenten met veel open ruimte net helpen, ook financieel via een voldoende groot plattelandsfonds. Alleen nog nieuwe bouwgrond voorzien rond grote steden zou onze landelijke kernen gaandeweg doen leeglopen. De dichtheid bij nieuwe ontwikkelingen ligt veel hoger dan vroeger en woonlinten zijn niet meer gewenst. Hoe meer inwoners en hoe minder onbebouwd onroerend goed, des te hoger de lokale belastinginkomsten. Als gemeenten hier gronden ontwikkelen, is dat vaak uit pure noodzaak, om de taken en hervormingen te kunnen blijven financieren. Voor plattelandsgemeenten zijn die centen cruciaal. Ze krijgen veel beperkter werkingsmiddelen uit het Gemeentefonds van de Vlaamse overheid dan steden.
Uit het groeiende ruimtebeslag hier spreekt de hoop om gezinnen te houden of aan te trekken, tegen de trend van een krimpende, vergrijzende bevolking in. Maar er is ook de rol van de landbouw, met uitbreidingen van bestaande sites. Er zijn groeiende bedrijventerreinen in de periferie van de grotere gemeenten. En er is een bovengemiddelde groei van recreatie. In tegenstelling tot pakweg bos maakt landbouwgrond veel vlotter plaats voor bebouwing.
Na de stikstofperikelen en het mestbeleid is de bouwshift een volgende grote uitdaging voor het platteland.
Echter is dit niet financieel haalaar; eigenaars van gronden die we willen herbestemmen volledig vergoeden op basis van de marktprijs is onbetaalbaar. Zo’n planschadevergoeding maakt deel uit van de bouwshift.
Bron: De Tijd